Vaste voeding voor je baby

Na een hele tijd borst- en/of flesvoeding komt er een moment dat je vaste voeding gaat introduceren. Wanneer start je, waarmee start je, hoeveel geef je, op welk moment van de dag geef je het? Toen ik geboren werd, 36 jaar geleden, werd ook aan mijn ouders aangeraden om met zes weken te beginnen met wat sinaasappelsap en een liga koekje erdoor. Dit had te maken met het extra willen toedienen van vitamine C. Tegenwoordig is dit niet meer gebruikelijk. Maar hoe je het dan wel aanpakt? Daar zijn de meningen over verdeeld.

 

Hoe pak je het aan? 

Een eerste bron van informatie voor veel ouders is het consultatiebureau, onderdeel van de Jeugdgezondheidzorg. In de Groeigids van het consultatiebureau staat vermeld dat een baby tussen vier en zes maanden kan starten met vaste voeding. Dit gaat geleidelijk, stap voor stap en bij elk kind anders. Tussen vier en zes maanden zijn het oefenhapjes en na zes maanden heeft hij de bijvoeding echt nodig omdat er anders tekorten gaan ontstaan. Er wordt aangeraden te beginnen met oefenen met een lepel, daarna wat gepureerd fruit of groente voor in de mond te doen. Het kind is immers gewend te zuigen en moet nu langzaam wennen aan anders structuren. De baby kan ook geholpen worden daarbij door als ouder zelf de mond open te doen, zodat de baby dat gedrag kan spiegelen. Bij de eerste hapjes is een goed moment om te geven na een borst- of flesvoedingsmoment, of tussen twee voedingen in. Geschikte groenten zijn bloemkool, broccoli, wortelen, sperziebonen, snijbonen, pompoen, courgette of witlof. Bij fruit is het handig om fruit te geven dat zacht is van smaak en structuur: banaan, peer, meloen, perzik of mango. Het hoeft niet helemaal fijn te worden gemaakt, zo leert een kind goed happen. Ook kan een kind gekookte groente krijgen, dat kan het zelf pakken en in de mond stoppen.

Vanaf vier maanden kan een bordje pap gegeven worden, of een stukje brood gegeven worden in de vorm van kleine stukjes of een korstje. Dit wordt geleidelijk aan meer en de hoeveelheid melkvoeding zal afnemen. Als een kind een warme maaltijd mee gaat eten, kan dat in de vorm van potjes voeding of vers gekookt eten. Daarbij heeft vers eten als voordeel dat een kind went aan de smaak van de losse onderdelen. Gaandeweg kunnen de stukjes minder fijn gemaakt worden. Het is handig om een paar dagen achtereen dezelfde smaak aan te bieden zodat een kind daaraan kan wennen. Ook wat pedagogische tips worden vermeld.

 

Gepureerde hapjes of Rapley?

Een andere optie is de methode Rapley. Hierover is iets minder informatie te vinden op officiële websites voor ouders. Er zijn met name pagina's die de nadelen en gevaren van Rapley benadrukken. Maar wat is Rapley eigenlijk en hoe gaat de methode in zijn werk? Als het om de Rapley methode gaat, is de beste bron het boek ‘Baby-Led Weaning’ van Gill Rapley en Tracey Murkett. Gill Rapley is degene die deze methode een naam gegeven heeft. Wat anders is aan de Rapley methode, is dat er helemaal geen gepureerd eten opgelepeld wordt.

 

Baby-led betekent dat de baby leidt. Hij of zij zit bij het gezin aan tafel om te eten. Het kind zal op basis van instinct gaan eten en zelf bepalen wanneer het eten klaar is. Weaning is het proces van overgaan van volledige melkvoeding naar eten zonder melkvoeding. Dat proces duurt minstens zes maanden, maar kan ook enkele jaren duren. De eerste hapjes zijn slechts oefenhapjes en vervangen nog niets. Er zijn een paar uitgangspunten die bij Baby-led weaning belangrijk zijn:

  • De baby zit bij het gezin aan tafel tijdens maaltijden en doet mee wanneer hij of zij er klaar voor is;
  • Hij doet mee door eten zelf op te pakken en wordt aangemoedigd dit eten de onderzoeken, ook al zou hij eerst niets eten;
  • Eten wordt aangeboden in stukken die de baby goed kan hanteren;
  • De baby eet zélf vanaf het eerste begin;
  • De baby bepaalt hoevéél er gegeten wordt en hoe snel ze andere etenswaren gaat eten;
  • De baby krijgt nog steeds melkvoeding op verzoek en bepaalt zelf wanneer er minder voedingen nodig zijn

Hierbij eet het kind dus wat het gezin ook eet, zonder al te veel rekening te houden met de leeftijd van het kind. Met dien verstande dat er enkele dingen zijn die niet geschikt zijn voor jonge kinderen, zoals honing onder één jaar, veel suiker en veel zout in het eten.

 

Zo zijn er dus verschillende keuzes in wát je aanbiedt als je start met de eerste hapjes voor je baby. Maar de volgende keuze is, wannéér begin je daar dan mee?

 

Het consultatiebureau raadt aan om tussen vier en zes maanden te starten met bijvoeding, omdat er anders tekorten ontstaan. Dit gaat met name over ijzer. De Groene Vrouw legt op haar website uit, met bronvermelding, dat er onderzoeken zijn waarvan de resultaten er op wijzen dat er zelfs na negen maanden exclusief borstvoeding geven, nog geen tekorten ontstaan. Børressen benoemt al in een studie van 1995 dat exclusief borstvoeding voor meer dan 6 maanden in meerdere onderzoeken wordt gezien als voedzaam genoeg om geen tekorten op te lopen, mits de moeder gezond is en er een goed borstvoedingsbeleid is. Dit onderzoek benoemt ook dat er regelmatig wordt gerapporteerd dat er tussen vier en zes maanden minder melk is. Vermoedelijk komt dat door teveel tijd tussen voedingen of juist door het introduceren van supplementen. Verder geeft De Groene Vrouw allerlei verwijzingen naar wetenschappelijk bronnen. Daarin staat onder andere dat kinderen die al vóór zes maanden bijvoeding krijgen, een hoger risico op overgewicht hebben. Ook is er een verhoogd risico op overlijden van baby’s, luchtweginfecties, luchtwegproblemen en eczeem. Daarnaast zijn de darmen pas rond de zes maanden voldoende ontwikkeld om vaste voeding te verwerken. Daarvoor laat de darmwand te grote zaken door de wand passeren, dit wordt later beter. Pas dan, rond zes maanden, zijn de darmen er ook klaar voor.

Ook Rapley geeft meerdere argumenten om pas na zes maanden te starten met bijvoeding: De maagjes van baby’s zijn nog klein en vaste voeding is veel groter dan borst- of flesvoeding met relatief weinig calorieën en voedingsstoffen. Baby’s hebben borst- of flesvoeding nodig om voldoende calorieën binnen te krijgen; het verteringssysteem van baby’s kan nog niet alle goede stoffen uit het eten halen, dus passeert alles nog onverteerd zonder een voedende functie; als men al vroeg start met hapjes, vermindert de trek in borst- of flesvoeding en krijgt de baby nog minder goede voeding; kinderen die vroeg starten met bijvoeding krijgen meer infecties en hebben een grotere kans op allergieën dan kinderen die zes maanden exclusief borst- of flesvoeding krijgen omdat hun immuunsysteem nog niet voldoende ontwikkeld is.

 

Maar mijn kind kijkt me het eten uit de mond, terwijl hij 4,5 maand oud is. Dan is hij er toch aan toe?

 

Er zijn verschillende signalen waaraan je kunt zien dat een kind toe is aan vaste voeding. Maar volgens Rapley bestaan er ook valse signalen. Dat zijn: ’s Nachts wakker worden; het vertragen van de groei in kilo’s; ouders zien eten; smakkende geluiden maken; niet meteen na het voeden gaan slapen; kleine baby; grote baby. Juiste signalen zijn:

  • Rechtop kunnen zitten zonder steun;
  • objecten kunnen oppakken en snel en precies naar de mond kunnen brengen;     
  • op speelgoed kauwen en kauwende bewegingen maken.

Als al deze signalen aanwezig zijn, is de kans groot dat een kind er klaar voor is.

 

Waarom raadt het consultatiebureau dan aan om te starten met vier maanden?

 

Er wordt in dit verband vaak verwezen naar de LEAP studie. Hierin zou naar voren komen dat het goed is om al vroeg pindakaas te geven om een pinda allergie te voorkomen. Dit klopt niet helemaal. In de studie komt naar voren dat kinderen die in de eerste 11 maanden van hun leven blootgesteld worden aan pinda’s of pindakaas, een kleinere kans hebben op het ontwikkelen van een pinda-allergie. En dat geldt dan alleen voor kinderen die een risico lopen op deze allergie, vanwege bijvoorbeeld familiaire factoren. Eerder al benoemde ik dat het niet lijkt te kloppen dat er ijzertekorten ontstaan als een kind te ‘laat’ start met bijvoeding.

 

Er zijn dus genoeg keuzes te maken op het gebied van de introductie van vaste voeding. Wat, wanneer, hoe. Alle ouders moeten deze keuze zelf maken. Elk kind is anders, elke ouder is anders, elke situatie is anders. Uit voorgaande lijkt wel vooral naar voren te komen dat starten voor de leeftijd van zes maanden meer nadelen dan voordelen heeft. Daarnaast zijn er meerdere methodes voor het aanbieden van de voeding; geleid door de ouder of door de baby. Dit lijkt niet zozeer voordelen en nadelen te hebben, het heeft meer te maken met de voorkeur van de ouder. Volg hierin vooral je eigen gevoel.

 

*Een uitgebreidere versie van dit artikel en geraadpleegde bronnen is op te vragen via de contactpagina*